Object study
De 19de eeuw is bij uitstek de periode waarin voor academies van beeldende kunst de klassieke beeldhouwkunst ten voorbeeld werd gesteld, mede door de beschikbaarheid van relatief goedkope gipsen afgietsels. Met de komst van de vroeg twintigste-eeuwse avant-gardes zoals het Futurisme, De Stijl en het Russische constructivisme werd het verleden juist afgezworen: alles moest anders op weg naar een nieuwe, betere toekomst! In de academies van beeldende kunsten werden pas ruim na de oorlog de klassieke gipsen naar de depots verbannen of verplaatst naar oudheidkundige musea. Met het groeiend besef dat die nieuwe toekomst toch niet zo maakbaar is, werd in de postmoderne tijd opnieuw het verleden als ‘beeldbank’ gerehabiliteerd.
Het werk Object Study toont een foto van een levensgrote, maar gehalveerde 19de eeuwse kopie van de beroemde kouros van Tenea, voorheen de z.g. Apollo van Tenea van ca. 550 v Chr. die zich ten voeten uit bevindt in de Glyptothek in München. Het beenloze gipsen afgietsel van het ooit godgelijke mensbeeld is enigszins gehavend en frontaal weergegeven. Het is evident in een depot aangetroffen: het staat op een tafel met wat kartonafval, op de achtergrond houten panelen en rechts een glazen
vitrine met deels gerestaureerde incomplete vazen en wat dozen. Het blijkt een depot van het Allard Piersonmuseum in Amsterdam te zijn. Het gipsen afgietsel behoorde oorspronkelijk tot de collectie van een academie. In die context fungeert het beeld, in tegenstelling tot die van een oudheidkundig museum, als studieobject, het staat model om het opnieuw weer te geven. Door een fotografische camera te richten op een gipsen kopie van een sculptuur die nagetekend diende te worden, worden in het werk Object Study ideeën over reproductie, representatie en imitatie op elkaar gestapeld. Zelf zegt Van Til: “Het principe van de camera obscura vormt het hart van het werk en mijn denken; de spiegeling van de wereld,en daarmee de afbeelding van de wereld, ligt besloten in de wereld zelf. De beelden die ik maak verenigen dan ook beschouwingen omtrent de aard van werkelijkheid en de natuur van representatie.”
